
Afgelopen zomer was Sneeuwvlokje, beter bekend als Ronald Koeman, te gast bij Linda’s zomerweek. Tussen alle zoetsappige verhalen van Heleen van Royen, Linda’s andere gast van de avond, sprak Ronald over voetbal en de daaraan gerelateerde randzaken die voetbal met zich meebrengt. Tijdens deze avond kreeg Ronald ook de vraag van wat hij dacht wat het verschil is tussen de huidige generatie voetballers en de generatie voetballers die het memorabele EK in 1988 wonnen. Het verschil tussen deze generaties zit volgens hem in een aantal aspecten, waaronder het voetballen op pleintjes. De vroegere generatie voetballers speelden vroeger voetbal op trapveldjes of op pleintjes, tijd om thuis te komen was er niet volgens Koeman. Nee, er werd even snel een boterham opgehaald bij moeders en deze werd onder de wedstrijd uit het vuistje opgegeten. Dit is een wezenlijk verschil met de huidige generatie die hun vrije tijd doorbrengt door te voetballen op de Playstation of de Xbox. Of dit het grote verschil in voetballend talent is, is echter niet te zeggen want het voetbal zelf is door de jaren heen ook enorm veranderd.
Maar dat generatiegenoot Ruud Gullit, een week later bij de presentatie van zijn boek “Kijken naar voetbal”, soortgelijke woorden in zijn mond neemt is wel opmerkelijk te noemen. Volgens hem waren de huidige voetballers veel te veel verwend geraakt, doordat alles voor hun geregeld wordt op de club. Wou je vroeger als jonge voetballer profvoetballer worden dan moest alles in het teken van voetbal staan. Dat voetbal hun hele leven centraal heeft gestaan bij deze generatie voetballers blijkt ook uit het feit dat zij na hun carrière niet veel anders kunnen dan voetballen (al is dit wel op een lager pitje). Zij hebben naast hun voetbalcarrière vaak geen of nauwelijks een vorm van studie gedaan, iets wat de huidige generatie wel heeft gedaan.
Rasmus Ankersen, Deens talent-expert, heeft in zijn boek “The Goldmine Effect” onderzocht waarom bepaalde regio’s in de wereld meer talentvolle sporters afleveren vergeleken met andere regio’s. Waarom komen de beste sprinters ter wereld uit Jamaica, waarom zijn Braziliaanse voetballers de betere voetballers (natuurlijk kan men eindeloos discussiëren over wat de beste voetballers zijn), waarom brengt Kenia zoveel lange afstandslopers aan de wereldtop? Ankersen kwam er tijdens zijn zoektocht achter dat bepaalde aspecten, bijvoorbeeld de genen, een belangrijke rol spelen. Maar hij kwam er ook achter dat al deze talentvolle sporters ook een gemeenschappelijke factor hebben, namelijk: de sobere trainingsfaciliteiten. In zijn reis rond de wereld liep Ankersen over aftandse tennisbanen in Rusland en zag hij hoe de sprinttalenten in Jamaica gebruik maakten van roestige fitnessapparatuur. Dit is in schril contrast met de trainingscomplexen, die vol staan met de nieuwste technische hulpmiddelen, waarvan de westerse talenten gebruik kunnen maken. Het nadeel van deze moderne faciliteiten is wellicht dat de talenten het idee krijgen dat ze er al zijn, terwijl dit verre van waar is aldus Ankersen in een interview in de Volkskrant. De talenten die trainen onder de sobere omstandigheden kunnen zich louter focussen op hun ontwikkeling binnen de sport die zij beoefenen.
Voetballen op trapveldjes en op pleintjes zoals dat vroeger gebeurde lijkt wel op de sobere omstandigheden waarin de talenten van de Goldmines hun sport beoefenen, het komt in ieder geval dichter in de buurt dan de moderne faciliteiten waarin de huidige generatie opgroeit. Dat er een andere oorzaak achter dit verschil kan liggen is ook heel goed mogelijk. Wellicht zou het aan het feit kunnen liggen dat men vroeger meer uren aan het voetballen was en dat deze oudere generatie eerder aan de “heilige” 10.000 uur regel komt van Ericsson, waarvan gedacht wordt dat men deze grens moet bereiken alvorens men expert is.
Het voetbal in Nederland is gebaad bij betere Nederlandse voetballers en men kan er eindeloos over discussiëren hoe deze talenten dan getraind zullen moeten worden. Een oproep aan de toekomstige generatie voetballers is dan ook: ga meer voetballer op trapveldjes of pleintjes en minder op de Playstation of Xbox. Inspanningsfysioloog Raymond Verheijen zal wel zeggen dat je van voetballen op pleintjes alleen maar beter gaat voetballen op pleintjes en niet beter voetballen in zijn algemeen. Maar als Nederlands voetballegende Johan Cruijff voetballen op pleintjes al promoot door te zeggen: “Op straat leer je de kwaliteiten waar je ook in het veld veel aan hebt”, dan kan het haast niet anders zijn dan dat dit een toevoeging is aan je ontwikkeling als voetballer. De op-een-na-beste voetballer die Nederland gekend heeft, heeft naar mijn mening hier een zeer goed punt. Het zal mij dan ook niet verbazen als de beste voetballer, ús Abe, die Nederland gekend heeft ook in sobere omstandigheden heeft getraind.
Geef een reactie