
De revelatie van de eredivisie en sinds deze week de hoop in bange dagen van het Nederlands elftal, Vincent Janssen. Geboren op 15 juni 1994 in Oss. Al op redelijk jonge leeftijd werd zijn talent herkend door de scouts van FC Oss. Op 15 jarige leeftijd verhuisde hij naar Feyenoord dat in hem destijds blijkbaar een groot talent zag. In het seizoen 2012 / 2013 werd hij in zijn laatste seizoen in de jeugd topscorer maar desondanks zag Feyenoord in Janssen niet de nieuwe spits van Feyenoord 1. Janssen kreeg in 2013 wel een kans bij Almere City en werd in de zomer van 2015 overgenomen door AZ. De rest is bekend.
Op dit moment wordt lacherig gedaan over ‘de fout’ die Feyenoord in 2013 heeft gemaakt door Janssen zomaar te laten gaan. Hoe hebben ze zo een speler nu kunnen laten gaan? Willem Vissers schreef in De Volkskrant dat Feyenoord wellicht te weinig heeft gekeken naar de mentale kwaliteiten van Janssen. Dat kan een verklaring zijn. De wetenschap benadrukt keer op keer dat een voor een succesvolle talentherkenning en talentontwikkeling een dynamische en multidisciplinaire benadering essentieel is. Collega’s uit Groningen benadrukken met hun Groninger Sportmodel (Elferink-Gemser & Visscher, 2012) dat de prestatie van een sporter op korte en lange termijn een uitkomst is van de interactie tussen kenmerken van de taak / sport, kenmerken van de sporter (antropometrie, fysiek, mentaal, techniek, tactiek) en de omgeving (trainers, ouders, club, bond / land).
De kenmerken van de sporter zijn met name in de jeugd vaak lastig vast te stellen omdat sporters nog volop in de groei zitten (zie ook hier). Dit beïnvloedt met name de fysieke kwaliteiten. Echter door (nog) minder ontwikkelde fysieke kwaliteiten presteert een sporter vaak minder en dit kan weer een negatieve invloed hebben op de mentale kwaliteiten van een sporter. Kortom, alle vaardigheden interacteren met elkaar. Dit gegeven vraagt dan ook om een dynamische benadering: beoordeel sporters niet op korte termijn maar volg ze in hun ontwikkeling om daadwerkelijk vast te stellen wat hun potentieel is.
Janssen wordt omschreven als een bonkige spits die niet bijzonder technisch begaafd is. Dit compenseert hij echter door een enorme wilskracht en zoals hij het zelf omschreef ‘het gaan voor elke bal’. Het multidisciplinaire en dynamische karakter van voetbal en de complexiteit van het herkennen en ontwikkelen van talent maakt het juist voor de wetenschap een heel interessant domein. Het voetbal zou daar nog meer gebruik van kunnen en moeten maken. Het huidige succes van het Belgische voetbal wordt voor een belangrijk deel toegeschreven aan een betere samenwerking tussen voetbalpraktijk en wetenschap.
Kennis van een Brits onderzoek (Holt e.a., 2012) had Feyenoord wellicht geholpen om beter het potentieel van Janssen in te schatten. In het onderzoek kwam naar voren dat vier psycho-sociale vaardigheden een belangrijke verklaring zijn voor een succesvolle ontwikkeling van talent tot profvoetballer. Discipline (toewijding en bereidheid zaken op te offeren), Betrokkenheid (sterke motieven en carrière doelen), Doorzettingsvermogen (de vaardigheid om coping strategieën in te zetten om ‘problemen’ te overwinnen), en Sociale Ondersteuning (de vaardigheid om emotionele, informationele en tastbare ondersteuning te gebruiken). Ik vermoed dat Vincent Janssen op alle vier de onderdelen bovengemiddeld hoog scoort. Ook wat dat betreft zijn de gelijkenissen groot met een andere oud-Ossenaar wiens talent op jonge leeftijd ook niet echt goed werd ingeschat maar wie uiteindelijk wel topscorer werd van Heerenveen, PSV, Manchester United en Real Madrid. Uiteindelijk hebben zij het wel ‘gered’. Het kan echter niet anders dat bij veel jonge spelers het talent ook niet goed wordt ingeschat. Dit is een gemiste kans voor deze spelers, de betrokken clubs en het Nederlands voetbal en wat het HAN Centre of Expertise Sport & Talent betreft een belangrijke uitdaging om te verbeteren.