
Een hot topic van de laatste jaren is talentontwikkeling. Je ziet tegenwoordig in bijna iedere sport wel talentontwikkelingsprogramma’s. In deze programma’s worden jonge sporttalenten vroegtijdig tot hoog niveau opgeleid. Maar hoeveel van deze talentjes bereikt de daadwerkelijke top?
Wat blijkt; dit is maar een heel klein percentage. Via talentherkenning en ontwikkeling bij clubs en bonden is er maar 3% van de Nederlandse jeugdsporters dat aangemerkt wordt als talentvol en in een regionale selectie terecht komt. Van dit al kleine groepje is er maar minder dan 0.5% dat aansluit in een nationale jeugdselectie en daarvan bereikt ook slechts een relatief klein percentage de top. Dit is ook niet heel gek, want het aantal plekken aan de top is beperkt. Coaches zijn daarom ook constant op zoek naar nieuwe innovatieve wegen om talent te rekruteren. Niet vreemd, want waarom zou je zo’n tien jaar wachten op een talent dat misschien de top zal bereiken? In plaats van te wachten op deze jonge talenten is er een andere optie, namelijk: ‘Talent Transfer’. Talent Transfer houdt in dat een (sub)top atleet de overstap maakt van de ene sport, de donorsport, naar een andere sport, de transfersport.
Waarom op zoek naar talenten in een andere sport?
Talent Transfer heeft voor coaches verscheidene voordelen. Allereerst kunnen atleten hun fysieke basis meenemen uit hun donor sport. Ze hebben ervaring met trainingsprogramma’s, weten wat het is om hard te trainen en vinden het niet erg om extra inspanningen te leveren om de top te kunnen bereiken. De voornaamste reden dat atleten overstappen naar een andere sport is hun verlangen en motivatie om op het hoogst mogelijke niveau te sporten. Niet alleen deze motivatie en toewijding zijn aanwezig, ze beschikken ook over andere psychologische vaardigheden die nodig zijn om topsport te beoefenen, zoals zelfvertrouwen, doorzettingsvermogen, zelfregulering en het omgaan met stress. Daarnaast hebben deze sporters ervaring met presteren onder druk.
Er is dus al veel tijd en energie geïnvesteerd, zowel door de atleet zelf als door trainers en coaches uit de donorsport om van amateur niveau op (sub)top niveau te komen. Dit heeft als voordeel dat er meer aandacht kan worden besteed aan bijvoorbeeld de technische en tactische aspecten van de transfersport.
Maar hoe snel kan een atleet weer (sub)top status behalen na een transfer? Uit onderzoek is gebleken dat minder dan een kwart van de sporters die de overstap maakt naar een andere sport binnen vier jaar (oftewel een Olympisch seizoen!) opnieuw de topsport status behaalt. Een mooi voorbeeld hiervan zijn Elis Ligtlee, die in 2011 de overstap maakte van BMX naar baanwielrennen en in Rio de Janeiro een gouden medaille wist te behalen op het onderdeel Keirin. En ook haar ploeggenote Laurine van Riessen (voormalig schaatsster) is een bijzonder voorbeeld. In 2015 stapte zij volledig over naar het baanwielrennen en na anderhalf jaar nam ze al deel aan het onderdeel teamsprint op de Olympische Spelen in Rio de Janeiro.
Zeg nou zelf, het percentage voortkomend uit talent transfer is toch een beduidend hoger percentage dan de nog geen 0,5% die voortkomt uit de talentontwikkelingsprogramma’s? Als coach kan je daarom beter overwegen om ook te investeren in een atleet die wil overstappen naar een andere sport in plaats van alleen te investeren of wachten op de jeugdige talentjes die misschien in het vizier komen.
Deze blog van Jessica Klunder is geschreven i.s.m. co-auteurs Naomi Welling en Karin Koelmans. De blog is de laatste in een drieluik over ‘Talent Transfer’. Op woensdag 5 april verscheen op Gouden Kansen de eerste blog en op woensdag 12 april de tweede blog.
Geef een reactie