
Verovert de wetenschap de komende jaren definitief de sportvelden? In Duitsland hebben ze een woord bedacht voor de ‘slimme’ coaches die de laatste jaren succesvol de velden bevolken: de laptoptrainer. Het is de coach die zich niet laat leiden door zijn gevoel, maar die keuzes maakt aan de hand van computertabellen en effectiviteitsanalyses. Maar geldt dit nu als een zegen of als een last? Feit is dat met name de voetbalwereld een inhaalslag maakt als het gaat om statistieken en de verwerking daarvan. Feit is ook dat degene die raad weet met de tsunami aan data een voorsprong neemt.
Het is ze niet kwalijk te nemen, maar de topvoetballers die na het behalen van de benodigde licenties (top-)trainers worden, zijn over het algemeen (nog) geen wetenschappelijk geschoolde denkers. Dus als een meting bij een partijspel een hartslag van iets meer dan 200 oplevert, is de doorsnee-trainer geneigd om een duim op te steken. Immers, zo is de gedachte, er is hard gewerkt. En dat is meetbaar.
Maar wat zegt deze hartslag bij deze specifieke speler nou echt over zijn inzet? Of over zijn conditie? Het zijn vragen die niet zelden onbeantwoord blijven. Waarom heeft een trainer een goed gevoel over een speler die meer dan elf kilometer aflegde tijdens een wedstrijd? Waarom voelt een speelster zich schuldig als na de analyse van een training blijkt dat zij honderden meters minder aflegde dan haar teamgenoten, die niet te beroerd zijn haar even daaraan te herinneren.’
Bovenstaande voorbeelden laten zien hoe data een steeds grotere rol spelen in de topsport. Data worden gebruikt bij het monitoren van de prestatie, maar ook bij de ontwikkeling van spelers. De hoeveelheid data lijkt niet te stoppen. En dus komt het ook steeds vaker voor dat een trainer omkomt in de data, en niet precies weet wat hij ermee aan moet.
Maar waar te beginnen in die brei aan data? De inhoudelijke professionals, zoals trainers en fysiotherapeuten, hebben niet altijd een idee, dus worden ze graag geadviseerd. De dataspecialisten doen hun werk en gaan aan de slag met het ordenen, structureren, categoriseren en interpreteren van de data. Maar hoe weten zij wat belangrijk en bruikbaar is voor de trainer? En hoe kan de trainer zijn kennis zodanig toepassen zodat een sporter er iets van opsteekt? En naar welke data kijken we dan? Gaan we aan de slag met de data die gemakkelijk te verwerken zijn, zoals die rondom de huidige (fysieke) prestatie? Of werken we met de complexere data van nog niet helemaal begrepen thema’s zoals leervermogen en tactiek? Kiezen de professional en specialist de data of kiest de data (voor) hen?
In een tijd met een steeds toenemende hoeveelheid data – elke twee jaar verdubbelt deze – is het belangrijk om met enige visie en kennis te beginnen. Omdat je anders de data achterna dreigt te lopen. Data kunnen zeker een hulpmiddel zijn bij de ontwikkeling van sporters, maar het kan de ontwikkeling ook remmen. Door een ongezonde focus op (huidige) prestatie en te weinig aandacht voor het proces bijvoorbeeld.
Zelfs voor de relatief makkelijk te interpreteren fysieke data worden door onwetendheid vaak verkeerde conclusies getrokken. ‘Beste topcoach, is elf kilometer lopen op topniveau nu echt zoveel? Of moeten we wellicht vooral kijken naar de sprintmeters? Beste trainer, is die jeugdspeler die snel 200 hartslagen per minuut haalt misschien minder fit omdat hij de trainingen ervoor juist te weinig heeft gedaan? Beste speelsters, wint jullie teamgenoot niet gewoon van jullie op de 30 meter sprint?
Meer kennis over de interpretatie van data zal leiden tot beter opleiden. Dit kan bereikt worden door het beter scholen van trainers en andere sportprofessionals. Ook beleidsbepalers zoals bijvoorbeeld hoofd jeugdopleidingen moeten worden gemotiveerd en voorgelicht over betere dataverwerking.
Uiteindelijk zorgen beter ontwikkelde trainers voor beter ontwikkelde én beter gemotiveerde spelers. Kijk even mee naar de volgende situatie: een speler met een fanatieke inslag heeft keihard getraind en tijdens een intensieve partij is zijn maximale hartslag gemeten. Die is 187, dus geen duimpje van de coach, en de jongen druipt teleurgesteld af. ‘Maar trainer, mijn maximale hartslag is nooit hoger dan 190, dan kan ik dus nooit goed trainen?’ Hoe fijn zou het zijn als de trainer op dat moment niet met een mond vol tanden staat.
Cursus Datagebruik in de Sport
Wil je een betere trainer worden? Of je trainers beter maken? In september verzorgt HAN SENECA een 3-daagse cursus over het gebruik van sportdata in relatie tot talentontwikkeling, met andere woorden: ‘Hoe gaat data mijn spelers echt beter maken?’. Om je hiervoor aan te melden, klik hier.
Tom Stevens is docent en onderzoeker op het expertisegebied Talent Identification & Talent Development. Hij is in het voltijd bachelor onderwijs bij HAN Sport en Bewegen actief binnen de laatste twee jaar van de ALO. Verder is hij projectmatig bezig met fysieke en tactische analyse in teamsporten door middel van positiedata. Daarnaast is hij actief betrokken bij het opzetten van de extracurriculaire opleiding van de voetbaltrainersopleidingen van de KNVB op HAN Sport en Bewegen.
Geef een reactie