
Toen ik als klein jongetje bij de dorpsclub ging voetballen was het de trainer al snel duidelijk: ik moest het hebben van mijn loopvermogen. Nog net geen ‘Pietertje’ op het voetbalveld, was ik op mijn 12e al gebombardeerd tot rechtsbuiten ‘met het krijt aan de schoenen’. Ik mocht het veld breed houden. Al snel merkte ik dat het wel werkte: er ontstond meer ruimte, ik kon mijn snelheid gebruiken en er kwamen daardoor ook meer kansen voor onze scorende spits. Zelfs zonder virtuoos aan de bal te zijn, kon ik een bijdrage leveren, én hield ik er lang plezier in.
Inmiddels heb ik gemerkt dat in de hele sport vaak hetzelfde geldt. De wielersport bleek een grotere passie dan de voetbal en na zelf fietsen organiseerde ik een opleidingsteam, inmiddels omgezet naar een team voor fietsende vluchtelingen. Vanuit dit team werden een twintigtal renners professional, waarvan in Nederland de alweer afscheid nemende Maarten Tjallingii de bekendste is. Als ik nu op een rijtje zet wie er uiteindelijk ver kwamen, dan waren dat zeker niet degenen waarvan we dat van tevoren dachten op basis van testen, uitslagen, fysieke aanleg. Het waren wel degenen bij wie ergens in het traject ‘het vuurtje is gaan branden’. Die zodra ze ‘s morgens opstaan, willen gaan trainen, die elke dag tot het gaatje willen gaan om zichzelf te verbeteren. Dat is ook waar Daniel Coyle op stuit. Hij is een van de auteurs (naast Rasmus Ankersen van The Gold Mine Effect) die de wereld over reisde en ‘talent hotbeds’ bezocht; plekken waar met de regelmaat van de klok wereldtoppers opgeleid worden. De trainers die hij daar vraagt wie in de groep die zij trainen het gaat maken, hebben geen antwoord: het hangt ervan af of het vonkje overspringt, of het vuurtje gaat branden.
Binnen het Centre of Expertise Sport & Talent wordt onderzoek gedaan en worden interventies ontwikkeld. Met de kennis over Zelfregulatie in de Praktijk bijvoorbeeld, is het voor mij nu mogelijk een aantal mechanismen die ik zag in mijn wielerteam, te verklaren. Maar belangrijker: met die kennis kunnen trainers en coaches leren om sporters hun eigen vuurtje aan te laten wakkeren en hun sluimerende(?) ambities vorm en richting te geven.
In mijn werk bij Topsport Gelderland zie ik in de praktijk veel de fout om talentontwikkeling te digitaal en te veel als een lineair en puur fysiek proces te benaderen. Laten we niet de fout maken om jonge sporters te snel af te schieten. Vroeg specialiseren helpt niet persé om de top te halen en zeker niet om een lange stabiele carrière op te bouwen, weten we inmiddels ook.
In eerste instantie gaat het om het vonkje dat een vuurtje moet worden. Daarvoor hebben we begeleiders nodig met passie en vooral ook met pedagogische en didactische vaardigheden, die het bruggetje kunnen maken naar de kids die zij begeleiden. Als dat ertoe leidt dat meer jonge sporters het beste uit zichzelf willen halen, gaan we veel nieuwe toppers zien opstaan!
Geef een reactie