
Noorwegen is op dit moment het meest succesvolle land op de Olympische winterspelen. En dat mag opmerkelijk genoemd worden gezien het aantal inwoners (5 miljoen, 303 medailles tot aan Sotsji. In The Wall Street Journal stond recent een artikel dat het succes van de Noren verklaart. Het artikel toont heel mooi de complexiteit van talentherkenning en talentontwikkeling in al zijn facetten. Internationale, nationale en regionale ontwikkelingen, de invloed van ouders, het onderwijs en ook persoonlijke kenmerken worden aangehaald om het Noorse succes te verklaren (lees het hele artikel hier).
De medailleoogst is vooral toe te schrijven aan de cross country onderdelen. Hier zijn tijdens de OS veel medailles te behalen en de concurrentie is relatief gering. In weinig landen is cross country een veel beoefende sport. Alpine skiën bijvoorbeeld is meer populair en wordt in de grote landen veel beoefend. Een andere verklaring die wordt gegeven is het jeugdsportklimaat in Noorwegen. Onder de 6 jaar mogen kinderen niet deelnemen aan wedstrijden en bij deelname aan wedstrijden door kinderen onder de 11 jaar krijgt iedereen dezelfde prijs. Kinderen leren zo al jong dat het niet alleen gaat om winnen. En uit onderzoek weten we dat een taakgeoriënteerde instelling belangrijk is om de weg van beginner tot expert succesvol te doorlopen.
Opmerkelijk in het Noorse verhaal is dat het merendeel van de medailles wordt behaald door mensen uit de regio Trøndelag. En dat terwijl slechts 8% van de totale Noorse bevolking hier woont. Hoe kan het dat uit deze regio zoveel Olympische medaillewinnaars komen?
Rasmus Ankersen beschreef het in een reactie op het artikel in de WSJ heel mooi: het geheim is dat er eigenlijk helemaal geen geheim is. Voor kinderen die opgroeien in de regio Trøndelag is het gebruikelijk dat ze cross country gaan beoefenen. Een groot deel van het jaar ligt er sneeuw, de afstanden tussen huizen zijn groot en verplaatsen doe je dan op de langlaufski, er zijn weinig mogelijkheden om andere sporten te beoefenen (in tegenstelling tot bijvoorbeeld Zweden kent Noorwegen relatief weinig indoor sport accommodaties) en tradities worden van ouders doorgegeven op de kinderen. Kortom, de mensen uit Trøndelag hebben geen speciale genen of gaven maar de cultuur en omgeving maken het mogelijk om het aanwezige potentieel te benutten. Hier geldt dus precies wat de Engelse filosoof T.S. Elliot ooit zei: ‘The great ages didn’t contain more talent, but they wasted less’. En wellicht is dit ook wel de verklaring voor het succes van de Nederlandse sprinters op de OS in Sotsij. Het is niet dat het potentieel vroeger niet aanwezig was. Echter pas sinds een jaar of tien is in Nederland een ‘sprintcultuur’ ontstaan wat maakt dat de mensen met aanleg en de juiste vaardigheden tot volle wasdom kunnen komen.
Sebastiaan Platvoet
Geef een reactie