
Het voetbalteam van mijn zoon bestaat uit zestien jongens, ze zijn allemaal rond de veertien jaar oud. Ongeveer tien van hen hebben door wat voor een spelletje voetbal is. Het is desondanks zeker dat niemand van deze jochies later een boterham kan kopen van het geld dat hij met voetballen heeft verdiend. Nou hoeft dat ook niet, ik zie wekelijks hoe fijn een voetbalteam voor die jochies is. Ze kunnen experimenteren met alle menselijke emoties, en dat in een leuke spelvorm.
De overige zes jongens, die eigenlijk niet kunnen voetballen en er ook weinig mee hebben, komen twee keer per week trainen en één keer per week een wedstrijd voetballen louter voor de gezelligheid. Ze hobbelen mee, zoals dat zo mooi heet. Een van hen is E. De chaos die in zijn hoofd regeert zie je terug in zijn spel. We zetten hem in wedstrijden in als aanvaller, zodat hij niet direct een doelpunt kan veroorzaken.
Ik heb E. al eens gezegd dat hij langs moet gaan bij de plaatselijke atletiekclub. Hij is razendsnel, heeft een lang en goed lijf, en zonder dat ik word gehinderd door al te veel kennis, hij zou een prima middellange afstandloper kunnen zijn. De 800 of de 1500 meter lijken me geknipt voor hem.Soms zie ik hem als rechtsbuiten verloren rondlopen over het veld. Hij heeft geen balgevoel, geen instinct waar de bal terecht gaat komen en zijn coördinatie als voetballer laat ook al te wensen over. Anders gezegd, hij is altijd en overal te laat. Vaak schopt hij door dit gebrek aan talent ook nog zijn tegenstander onbedoeld tegen de benen. E. op voetbal is gewoon niet zo’n goed idee.
Eigenlijk zou ik het telefoonnummer moeten hebben van de man die bij de atletiekclub de jonge talentjes begeleid. Maar dat heb ik niet. Het zijn gescheiden werelden, de voetbal- en de atletiekwereld, zuilen en zuiltjes die elk voor hun eigen talentontwikkeling gaan. En ook binnen de atletiekwereld zelf barst het, zoals in alle sportverenigingen, van belangenclubjes.
Nu is er sinds kort in Nijmegen een Team Zevenheuvelen, waarin de Nijmeegse atletiekclubs zich hebben verenigd onder één paraplu. Dat moet een hele toer zijn geweest, om al die eigenzinnige neuzen dezelfde kant op te krijgen. En eerlijk gezegd rijst direct de vraag: hoe lang gaat dit duren?
Maar laten we niet cynisch worden, het is fijn en goed dat er gesproken wordt met elkaar, dat er afspraken zijn en dat de Nijmeegse hardloopwereld regelmatig met elkaar aan één tafel zit. Wie op dit positivisme door droomt, die kan zomaar de contouren zien van ‘de Nijmeegse school’, een bijzondere manier om breedtesport, topsport en talentontwikkeling met elkaar te verbinden. Het enige dat nog ontbreekt is een aansprekend resultaat op een groot toernooi, het liefst de Olympische Spelen. Susan Kuijken, Jesper van der Wielen en nog altijd Miranda Boonstra moeten in staat worden geacht om zichzelf in de aandacht te lopen, waarbij eerstgenoemde het meeste kans heeft. Wat zou het mooi zijn als er in 2016 cameraploegen naar Nijmegen kwamen om een reportage te maken over hardloopstad Nijmegen, waarin het hele jaar door mensen via het hardlopen hun grenzen verleggen. En dat daarbij een fijnmazig netwerk is ontstaan, waarin hardlooptalenten worden ontdekt en begeleid. En dat het Nijmeegse hardloopmodel wordt gebruikt op andere plekken, waar breedte- en topsport elkaar stimuleren en waarin de voetbalcoach zijn hardlooptalentje na één telefoontje heeft ondergebracht bij de atletiekclub.
Geef een reactie