
Mijn zoontje van zes is dol op bewegen. Zwemmen, tennis, voetbal, gymles, hij vindt altijd alles leuk. ‘En papa, weet je wat ik het allerleukste vind? Klimmen in de toestellen’. Na alle ‘verplichte activiteiten’ rent hij namelijk het liefst nog naar het onlangs geplaatste calisthenics toestel vlak bij ons huis. Tijdens de Europese kampioenschappen turnen in Glasgow had hij Epke Zonderland allerlei mooie vluchtelementen zien doen en dat leek hem toch wel het allermooiste… ‘En daar moet je heel sterk voor zijn’, riep hij. ‘Want Epke heeft dikke spieren.’
En zo word je van bewegingswetenschapper zonder dat je er verder iets voor hoeft te studeren ervaringsdeskundige beweging bij jonge kinderen. Tenminste, als je een beetje op let. Wie of wat helpt wel, minder, of niet? In het afgelopen jaar zijn mij twee dingen met name opgevallen.
- BETAALDE TRAINERS ZIJN BETER
Daar waar wordt betaald voor de trainingen en lessen (zwemmen, tennis) ligt het niveau van lesgeven veel hoger dan waar training wordt gezien als onderdeel van het lidmaatschap (voetbal). In het zwemmen en tennis zijn professionele trainers aan het werk die didactisch, pedagogisch en methodisch veelal juiste keuzes maken. Er wordt gedifferentieerd, er is aandacht voor het individuele kind en de oefeningen die worden aangeboden, passen bij het niveau en de belevingswereld van het kind.
In het voetbal worden goedwillende ouders ingezet die het leuk vinden met jonge kinderen te werken. In het beste geval kennen ze het spel en de regels. Binnen hun mogelijkheden proberen ze kinderen te helpen.
Differentiatie vindt echter amper plaats en de oefenstof is vaak wedstrijdgericht. De stof sluit daardoor minder goed aan bij de mogelijkheden van veel kinderen. (De paradox is dat kinderen van pak weg zes, zeven, partijtjes spelen heerlijk vinden, maar dat dat voor hun ontwikkeling allerminst goed is. zie ook hier).
Er wordt snel een stempel op kinderen gezet. ‘Die heeft aanleg, die zeker niet’. Met name ouders doen dit. Er wordt verwacht dat binnen de kortste keren kinderen kunnen laten zien aanleg te hebben voor een sport. Indien niet, dan wordt al snel naar een andere sport uitgekeken. Dat terwijl veel sporten jarenlang training vereisen om alle complexe vaardigheden goed te beheersen.
Op jonge leeftijd is het vermogen om te leren en ontwikkelen belangrijker dan een sport specifieke vaardigheid (bijvoorbeeld passen, dribbelen) te kunnen uitvoeren. Deze kennis lijkt nog weinig doorgedrongen in de sportpraktijk. Er is een noodzaak om beschikbare kennis en expertise over het herkennen en ontwikkelen van jonge sporters beter onder de aandacht te krijgen van ouders en de mensen die in de sport met de jonge kinderen werken. Dit moet er toe leiden dat kinderen de tijd krijgen zich in een sport te ontwikkelen. Pas dan ervaren ze competentie (hé dat lukt, ik ben door hard te oefenen beter geworden) waardoor de intrinsieke motivatie gestimuleerd wordt.
Wie doet mee? Dat had ook de titel kunnen zijn van dit blog. Omdat we het blog goudenkansen.eu nieuw leven in willen blazen. Ditmaal als gezamenlijk podium om kennis en expertise van HAN Sport en Bewegen en haar partners te delen. Wat we daarmee willen bereiken? Dat (nog) meer mensen hun plek vinden binnen sport en bewegen en vol passie actief kunnen deelnemen.
Het is niet erg dat we nog te weinig van sport en bewegen af weten, het is veel meer dat we de bestaande kennis en expertise nog te weinig toepassen. Laten we daar samen aan gaan werken!
Geef een reactie