
Vaak is augustus voor de Nederlandse sportliefhebber een stille maand. De bal rolt net weer in het voetbalwereldje, de Tour de France is een herinnering en ach, op een WK atletiek waren we ooit al blij met een finaleplaats. Een gouden medaille bij de moeder aller sporten, dat was na de bizarre overwinning van hoogspringer Rens Blom in 2005 een verre droom. Enfin, en toen kwam Dafne dus. En Tom ook. Kippenvelmomenten voor de televisie, onverwachte overwinningen zijn immers het leukst.
Hierna wordt het nooit meer zo mooi als in die warme zomer van 2015. De zomer waarin Dafne en Tom afscheid namen van het talent-zijn. Vanaf nu wordt er iets van ze verwacht en als die verwachting niet wordt ingelost veranderen die om een handtekening bedelende fans en de opdringerige pers in monsters die roepen dat het toch allemaal niets voorstelde. Eendagsvliegen…
Boris Becker vertelde ooit in een interview hoe verlammend het werkte, zijn eerste plaats op de wereldranglijst. Aan de top komen is kennelijk moeilijk, aan de top blijven is nog moeilijker. Net zoals een mens weet dat hij of zij ooit gaat sterven, zo weten topsporters dat er ooit iemand komt die sneller/hoger/verder kan. Het gaat erom met die wetenschap te leven. Ooit kan morgen zijn, of over elf jaar.
De zeges van Schippers en Dumoulin zorgen er ook voor dat de beleidsmensen vrijwel zeker een deel van het succes naar zich toe gaan trekken. In het geval van Schippers is dat (deels) terecht. De jonge atlete kan op Papendal elke dag trainen onder ideale omstandigheden, over geld hoeft ze zich met een A-status ook geen zorgen te maken. Met medaillekansen in Rio de Janeiro sluit zij ook naadloos aan bij de doelstellingen van NOC*NSF.
Dumoulin is (weer) zo’n renner waar de RABO-bank buikpijn van krijgt. Het opleiden van talent is een hachelijke onderneming, want de onvoorspelbaarheid is immers groot. Toen Dumoulin in 2011 overging van de opleidingsploeg van de bank naar Skill Shimano schrok daar niemand van. En toen RABO na alle dopingschandalen besloot te stoppen als nationaal wielersponsor leek dat een logisch gevolg. Maar ach, arme RABO-bank. Een Tourstart in Utrecht waar de torens van de bank als een soort grafsteen stonden te blinken. En dan nu een oud-renner die voor het eerst sinds jaren de wielerliefhebbers in binnen- en buitenland op de banken brengt. Wat een misgelopen gratis reclame.
Investeren in talent biedt dus allerminst zekerheid, het kan zelfs in je nadeel werken.
Nu zowel Dafne als Tom er blijk van heeft gegeven mee te kunnen met de wereldtop, zijn ze ook in hun economisch bestaan een belangrijke stap verder. Na de 90.000 dollar voor een gouden en een zilveren medaille, zullen de sponsoren doen alsof Dafne de honing is en zij de bij. Ook Dumoulin, die schitterde door stunteligheid in de shampoo-reclame van zijn sponsor Alpecin, zal vanaf nu door een andere categorie sponsoren worden benaderd.
De twee jonge sporters zullen met enige verwondering kijken naar de kloof die ze met hun prestaties hebben geslecht. Was het tot op heden vast geen vetpot, inmiddels mogen ze hopen dat ze wat opzij kunnen leggen voor na hun carrière. Het is een pijnlijk gegeven dat jonge sporters met die enorme kloof moeten leven. In de sportwereld is de buit misschien nog wel oneerlijker verdeeld dan in de echte wereld.
Tenslotte geldt voor de mensen voor wie talentherkenning en -ontwikkeling dagelijkse kost is, dat de doorbraak van Dafne en Tom ook een afscheid betekent. Zij gaan nu de grote wereld in, de verwachtingen zijn ingelost, het doel is bereikt. Wat verder overblijft voor Dafne en Tom is de vraag die in de sport extra scherp duidelijk wordt. Of zoals Boris Becker het vertelde toen hij de nummer 1 positie had bereikt; ‘En nu dan?’
Geef een reactie